Deze keer trekken we naar Leuven en worden ontvangen op het kabinet van Bieke Verlinden. In 2018 werd ze verkozen tot schepen en werd ook voorzitter van Zorg Leuven, de publieke welzijnsvereniging van de stad.
Met de laatste verkiezingen in 2024 werd ze ook verkozen tot Vlaams parlementslid.
We hebben ook een volledig uitgetypte versie van de podcast voorzien hieronder.
Je kan de podcast beluisteren via onderstaande player.
We hebben ook een (via AI) volledig uitgetypte versie van de podcast voorzien hieronder.
Welkom bij de podcast Niet winst, maar welzijn. In een tijd waarin gezondheid en sociaal welzijn vaak ondergeschikt worden gemaakt aan winstbejag, bieden wij een tegengewicht aan privatisering en commercialisering. Ons doel is eenvoudig, maar essentieel.
Het bevorderen van een samenleving waarin de zorg voor elkaar centraal staat. In deze podcast laten we onze stem horen voor een toekomst waarin niet winst, maar welzijn de maatstaf is.
In aflevering vier zetten we onze reis door Vlaanderen verder.
We gaan naar Leuven en worden ontvangen op het kabinet van Bieke Verlinden. In 2018 werd ze verkozen tot schepen. Ze werd ook voorzitter van Zorg Leuven, de publieke welzijnsvereniging van de stad en het bijzonder comité voor sociale dienst van het OCMW in Leuven.
Met de laatste verkiezingen in 2024 werd ze ook verkozen tot Vlaams parlementslid. En dus ga ik al meteen beginnen.
Bieke Proficiat.
Dank je wel.
Je bent heel bedreven in alles wat publieke gezondheidszorg ademt. En je doet het al in Leuven, nu ook op Vlaams-niveau. Hoe groot wordt de uitdaging?
Heel groot, ik denk echt wel dat er heel veel werk op de plank ligt. En ik denk vanuit mijn praktijk, uit die Leuvense praktijk dan, waar dat we toch wel, denk ik, heel innovatief en ook heel erg geïnvesteerd hebben in de zorg en welzijnsprojecten in onze stad. Waarin we echt kunnen ervaren dat zorg, daarin investeren, ook meer welvaart brengt voor iedereen.
Dat we daar echt wel een mooi voorbeeld kunnen zijn en dat ik vanuit die praktijk een vertaalslag kan maken. Waar botsen we op? Hoe zien wij de uitdagingen van de toekomst? En daar gaat meer samenwerking moeten komen, ook over die verschillende niveaus, Vlaams, federaal, Europees. Alles hangt aan elkaar en het krijgt vorm lokaal, dus daar wil ik echt wel mee het gezicht voor zijn en mee lans voor breken.
Ja, mooi. Het is misschien een grote vraag om er al meteen bij in te vliegen, maar ik ga hem toch stellen. Het is misschien iets waar veel mensen bij nadenken, zeker ook als ze onze campagne voor sterke publieke diensten, voor publieke zorg, bekijken. Waarom zouden we anno 2024 nog moeten streden voor sterke publieke diensten?
Sterke publieke diensten zijn de ruggengraad van de samenleving. Het maakt dat hoe we georganiseerd zijn als samenleving, dat we allemaal geraken waar we moeten zijn, dat we verzorgd worden op het moment dat het moeilijk is, of dat je ziek bent, of dat je gedragen bent.
Dus de publieke diensten, van onderwijs tot kinderopvang, tot ziekenhuiszorg, maar evengoed ook veiligheid en openbaar vervoer, zijn allemaal diensten die ervoor zorgen dat de samenleving goed draaien kan. Soms echt heel uniek, maar je ziet ook wel dat dat vaak ook al in een speelveld gebeurt. Zeker in de zorg, en daar kan ik wel over meespreken, denk ik.
Ik ben zelf voorzitter van onze welzijnsvereniging. We hebben een grote welzijnsvereniging. Ondertussen hebben wij, denk ik, 926 mensen in dienst die zowel in de kinderopvang, ouderzorg als thuiszorg werken. Allerhande verschillende functies, uiteraard. En daar zien we dat we natuurlijk ook als lokaal bestuur pas eigenlijk iets te zeggen hebben als je voldoende dominant bent in een speelveld en dat je ook wel regulerend kan zijn.
Als je het volledig overlaat aan een vrije markt, daarvoor zijn het niet allemaal vrije spelers die op winst uit zijn, maar als het echt enkel en alleen de non-profit en voor profit is die tegen elkaar in concurrentie gaat om het aanbod te gaan verzorgen, dan zie je toch wel dat een aantal dingen wat uit het oog verloren worden.
En ik verklaar mij nader. Ik denk, door het feit dat wij als lokaal bestuur ook een sterke publieke speler zijn en in al die pijlers ook mee een voet binnen hebben, kunnen wij ook echt wel op de prijs gaan wegen en die kwaliteit naar het hoogste niveau brengen. En dus denk ik dat daar wel een belangrijke rol ook bij die openbare diensten zit om ervoor te zorgen dat er kwaliteit en betaalbaarheid is en dat iedereen er gebruik van kan maken.
Inderdaad, ja. Ik hoor wel achter pleidooi ook voor die sterke publieke diensten, maar zeker het lokaal bestuur die daar een grote rol in speelt om alles te reguleren. Er zijn wel politieke partijen die graag blijven kloppen op de nagel dat het overheidsapparaat moet afslanken, de lokale besturen moeten besparen.
Bestaat er dan vandaag de dag nog altijd iets als een, hoe moet ik het zeggen, te dik overheidsapparaat?
Ja, dat wordt dan zo gezegd, het vet op de soep en zo. Ja, ik geloof daar niet in. Ik denk dat alle mensen die bij ons, zeker in onze welzijnsvereniging, actief zijn, allemaal heel cruciale functies hebben om ervoor te zorgen dat mensen de nodige ondersteuning, verzorging, dienstverlening ook wel kunnen genieten.
Maar wat we wel zien, is dat er eigenlijk al jaren met een soort blik naar heel wat welzijnswerkers gekeken wordt van dat er gesmost wordt met middelen. En niet alleen binnen de overheid, maar ook binnen andere welzijnsorganisaties. Ik zie dat ook in de kinderopvang. Men heeft gedacht om met minder meer te kunnen gaan doen. En dat vertaalt zich dan in kwaliteitsverlies en nog meer concurrentie, waardoor er onderling tussen de verschillende aanbieders, ik spreek dan over de non-profit en bijvoorbeeld het publieke aanbod, dat er spanningen rondkomen en dat men meer en meer naar elkaar begint te gaan kijken. Die heeft meer vakantiedagen en die heeft die concrete loonvoordelen. Er zijn nog altijd verschillende loonsystemen. En door het feit dat het geen gelijk speelveld is, maakt het wel dat er soms percepties zijn dat er voor de een of voor de ander meer voordelen zijn. En dat maakt dat we misschien niet altijd aan mekaars kant staan om te pleiten in het algemeen voor een verbetering voor de hele sector van zowel achterliggende financiering en op die manier dat we dan ook wel de kwaliteit alleen maar kunnen verhogen.
Dus we moeten investeren in meer kinderbegeleiders bijvoorbeeld in de kinderopvang, maar dat zal ook leiden tot een betere kwaliteit. Maar dat maakt ook wel dat we ook die capaciteit moeten verhogen en dat uiteindelijk in het algemeen de subsidie die er aan kinderopvang betaald wordt per plaats verrekend meer zal kosten. Dat moeten we aanvaarden, dat de dienstverlening die we daarvoor in de plaats krijgen natuurlijk ook wel in staat stelt dat mensen kunnen gaan werken, dat ze hun engagementen kunnen gaan opnemen in de samenleving en dat ze dus op die manier ook via hun personenbelasting ook bijdragen aan dat systeem. Dus men doet precies alsof het allemaal te duur is omdat het wat kost. Al kan ik alleen maar vaststellen dat momenteel de subsidies die zowel binnen de publieke als binnen het private aanbod uitbetaald worden, dat die vaak te kort komen voor de opdrachten die wij toebedeeld krijgen.
Dus het is eigenlijk wel duidelijk, er moeten meer financiële middelen komen voor die gezondheidszorginstellingen, voor de zorg kinderdagverblijven in het algemeen. We zitten op het einde van de legislatuur nu, na zes jaar, als schepen, met daartussen ook nog een periode Vlaamse regering, Vivaldi ertussen, dus beleidsmaatregelen die ook van bovenaf komen. Welke tendensen heeft u gezien de laatste jaren binnen gezondheidszorginstellingen, binnen openbare gezondheidszorg?
Ja, ik heb inderdaad heel veel gezien. Ik spreek graag vanuit de kinderopvang. Dus dat is natuurlijk, omdat ik daar toch wel heel nauw bij betrokken ben geweest in mijn periode als schepen ook, en nog altijd ook wel, ook als voorzitter van onze welzijnsvereniging, die ook heel wat eigen aanbod heeft, we zijn de grootste speler ook op ons grondgebied, dus dat maakt wel dat we iets te zeggen ook hebben. En wat ik toch wel heel erg zie, is dat men de laatste jaren altijd geprobeerd heeft om het goedkoper te maken. Goedkoper niet voor de gebruiker per se, maar in de organisatie.Dus werkingsmiddelen die lange tijd niet geïndexeerd geweest zijn of nog altijd niet geïndexeerd zijn. Meer en meer ook regeltjes die het vanuit een marktprincipe gaan organiseren. Denk dan bijvoorbeeld aan in de kinderopvang respijtdagen dat erbij gekomen zijn op het moment dat als een kindje niet naar de opvang komt, dat dan toch het tarief doorgerekend wordt, reservatiekosten.
Een heel nieuw decreet dat toch wel principes van een markt meer is gaan inpassen om naar de beheersbaarheid of betaalbaarheid van de sector, in plaats van de verantwoordelijkheid van de overheid altijd al voorop te zetten heeft men heeft zitten zoeken naar hoe we dat dan toch zo goedkoop mogelijk kunnen organiseren en de gebruikers zoveel mogelijk zelf laten betalen.
En ik zie ook dat er toch wel in veel steden en gemeenten ook keuzes gemaakt zijn om het aanbod dat er lokaal geëxploiteerd werd, dat men daar allerhande redenen voor zocht om aan te geven of dat nog wel van deze tijd is dat wij als lokaal bestuur zelf actor zijn in het speelveld.
Gelukkig hebben wij die keuzes niet gemaakt. In tegendeel, we zijn, zoals ik daarnet zei, de grootste aanbieder, zowel op vlak van ouderenzorg, thuiszorg als kinderopvang op ons grondgebied. En we zijn zelfs verder gegaan. We zijn daar zeer innovatief gegaan. We zijn zelfs, omdat heel die sector heel erg onder druk staat, zien we dat heel veel organisaties, kleinere organisaties, daar is nooit erg ingezet op professionaliteit. Men heeft eigenlijk altijd een beetje met te weinig middelen de laatste tijd het geheel moeten draaiende houden. En dat maakt ook dat heel veel organisaties met de verantwoordelijkheden die daarmee op hen afkomen, de perceptie in de media ook, maken dat die initiatieven het niet allemaal meer zien zitten. En wij waren geconfronteerd met een grotere organisatie van op ons grondgebied drie kinderdagverblijven, dus een groep van drie kinderdagverblijven, die aangaf van, kijk, onze Raad van Bestuur is verouderd. Wij zitten ook op het grondgebied van het gemeenschapsonderwijs. Het gemeenschapsonderwijs heeft ons aangegeven dat wij op termijn de locatie moeten verlaten, want de scholen bereiden uit. Dus die moesten toch wel, om hun aanbod in onze stad actief te kunnen blijven houden, toch heel wat stappen gaan zetten die heel veel verantwoordelijkheden met zich meebrachten. En waar dat die VZW dan aangaf van, kijk, dat groeit hier boven ons petje, wij zijn ook allemaal maar vrijwilligers. Het ondersteunende kader wordt amper gefinancierd vanuit Vlaanderen, waardoor die de handdoek in de ring wou gooien. Maar dat zou natuurlijk meteen een enorme impact gehad hebben op ons aantal plaatsen, op ons grondgebied. En wij zitten al jaren met grote tekorten.
Wat hebben wij gedaan als stad?
Omdat we de afgelopen jaren ook al heel erg in extra capaciteit geïnvesteerd hadden zelf, omdat de middelen Vlaams uitbleven. En eigenlijk, dit een vestzak-broekzak-operatie zou zijn, en dat we eigenlijk zoveel jaren geïnvesteerd hadden in bijkomende plaatsen, en dat we nu in een keer geconfronteerd werden met de mogelijkheid dat die drie kinderdagverblijven, al die plaatsen eigenlijk ook mogelijk zouden verdwijnen van ons grondgebied. Want andere overnemers binnen de VZW’s waren er niet. Het gevaar van de commercialisering lag een stukje om de hoek, omdat misschien private investeerders die het meer commercieel willen zien, er baat bij zien om misschien nu te investeren in die kinderopvang. Dus hebben wij dat proberen toch wel een halt toe te roepen. En hebben wij als lokaal bestuur gezegd wij gaan die overname doen. Dus wij gaan die kinderdagverblijven overnemen en iets wat privé was, publiek maken. Een beweging die niet gezien wordt in gans Vlaanderen.
Ja, inderdaad, je komt het eigenlijk maar zelden tegen. Want je ziet het heel vaak, ook lokale besturen privatiseren echt. Maar wat zijn de gevolgen daarvan? Zeker, want jullie hebben kinderdagverblijven, dus die omgekeerde beweging, terug publiek gemaakt.
Er is nog een voorbeeld, ik geloof in 2021 in Limburg ook, een privaat ziekenhuis ingekanteld in een publiek ziekenhuis. Als je dat afweegt tegenover de privatisering, de gevolgen voor de mensen zijn wel belangrijk.
Ja, maar de beslissing nemen is geen evidentie. Want het zijn allemaal sectoren die zwaar onder spanning staan, waar we net willen die kwaliteit garanderen, waar we medewerkers de ruimte willen geven om hun job naar behoren te kunnen doen. En dus binnen Zorg Leuven werken wij aan lagere kindratio’s, dus dat wil zeggen aantal begeleiders per kinderen. Dus waar het de afgelopen jaren zoveel over te doen is, één begeleider per negen kinderen is te veel, terecht, is gewoon niet werkbaar. Maar we zien wel dat heel veel initiatieven om de financiële leefbaarheid van hun organisatie te kunnen gaan garanderen, zij moeten die ratio gaan optrekken om voldoende middelen te hebben. Wij hebben die laag gehouden, maar we betalen dat dan natuurlijk wel daarvoor het gelag. En in die zin zijn wij zogezegd duurder, maar we hebben een betere dienstverlening natuurlijk. Dus we zijn niet duurder naar de gebruikers toe. Wij proberen net eigenlijk door onze prijs inkomst gerelateerd aan te bieden en geen bijkomende extra kosten, wat het decreet wel mogelijk gemaakt heeft. Die reservatiekosten, kosten voor vuilnisophaling, verzorgingsproducten, kan allemaal bovenop de factuur bijkomend aangerekend worden. Iets wat vroeger niet bestond en niet mogelijk was, maar allemaal erin gekomen is om de financiële leefbaarheid van die initiatieven eigenlijk haalbaar en haalbaar te kunnen blijven houden. Al die zaken hebben wij net niet gedaan om de gebruiker alle kansen te blijven geven en de grootste en de beste kwaliteit te kunnen blijven bieden, daar leidend in te zijn, zowel op prijs als op kwaliteit. En op die manier een sector ook wel in ons kielzog eigenlijk mee te blijven trekken. Maar je ziet dus dat die financiële leefbaarheid van die sector enorm onder druk staat en dat daardoor heel veel principes en kwaliteitseisen een stukje aan de kant geschoven worden. En dat betaal je dan natuurlijk wel als lokaal bestuur alleen al de overname van die, het gaat over een honderdtwintigtal plaatsen, die wij nu gaan exploiteren vanuit Zorg Leuven kost ons op jaarbasis 800.000 euro. Heel veel steden en gemeenten gaan zeggen dat we zot zijn. Waarom zouden we dat betalen? En inderdaad, we zijn dik zot om dat te doen. Maar als we het niet zouden doen, dan zouden ze mogelijk van ons grondgebied verdwijnen en zouden nog meer ouders in de kou staan. Of zouden we ze overlaten aan een privaat initiatief die er misschien meer commercieel gewin in ziet en die er dan mee omgaat, waardoor er bepaalde groepen misschien geen toegang meer gaan hebben tot de kinderopvang, zij die er misschien het meeste baat bij hebben. Of gaan er extra kosten aangerekend worden, waardoor dat opnieuw zal leiden dat zaken onbetaalbaar worden of dat er toch weer opnieuw drempels worden toegevoegd, terwijl het net de bedoeling is zoveel mogelijk drempels te verlagen.
Inderdaad, dat is wel opvallend. Jullie maken dus inderdaad de beste keuze. We gaan kinderdagverblijven inkantelen in een publiek systeem. Als we dan kijken in West-Vlaanderen, in Oostende, beslist men van op een paar maanden tijd de volledige zorg te privatiseren. Dan denk ik, het gaat hier echt wel om een politieke keuze. Je focust meer op de mensen en op de betaalbaarheid dan op iets anders. Is dat iets wat vijf minuten politieke moed vergt, om het kort door de bocht te zeggen?
Ja, vijf minuten is natuurlijk… Alleen 800.000 euro bij mijn collega’s zou ik overtuigd krijgen dat ik dat extra in mijn portefeuille krijg om gewoon bestaand aanbod, niks nieuws, bij te komen uitbaten dat is niet zo evident. De enige manier om dat effectief een stukje verantwoord te krijgen, is eigenlijk zeggen van, kijk, we zijn hier aan het wachten op een minister die eindelijk een keer effectief die vijf minuten politieke moed ervoor over heeft om die sector financieel te bieden wat hij nodig heeft om de gedeelde ambities samen waar te maken.
Dus als je meer kwaliteit wil, dan ga je minder kinderen per kinderbegeleider moeten voorzien. Dat kost geld. Dat is simpel. Dat is een arbeidsintensieve sector. De grootste kosten zijn medewerkers betalen. En als je dat betaalbaar wil doen naar gebruikers en inkomens gerelateerd wil houden, dan ga je met die inkomsten nooit de kost van de hele werking kunnen gaan financieren. Dan moet je als overheid je verantwoordelijkheid daarin nemen. En die is veel te lang ontlopen, en men heeft dan zitten zoeken naar kunstgrepen om eventueel toch het meer rendabel te kunnen gaan maken. Ja, wat uiteindelijk ertoe geleid heeft dat we vandaag in een nog diepere crisis in de kinderopvang zitten, omdat er gewoon zoveel meer burn-out is, de instroom zo erg beperkt is, heel wat aanbodjes moeten afgebouwd worden, omdat er gewoon geen kinderbegeleiders zijn, waardoor de druk op het bestaande aanbod alleen nog verhoogt, want de meeste mensen die in de kinderopvang werken, willen iedereen helpen. Dat is hun intrinsieke motivatie. Ze staan daar omdat ze elk kind graag zien, bij wijze van spreken. Dus ze willen daar geen onderscheiding maken. Ze zien hoe die ouders aan het sukkelen zijn. En ze zeggen oké, we zullen dan maar toch een kindje extra erbij nemen, want het decreet is wel zo slim. Het zegt, je moet niet één op negen. Je mag minder uiteraard, maar het kost natuurlijk dan wel wat. En als de subsidies niet meegroeien om het aan dat lagere tarief te doen, dan zijn kinderdagverblijven om financieel leefbaar en het hoofd boven water te houden wel genoodzaakt om meer kinderen per kinderbegeleider te gaan inzetten dan wat ze eigenlijk volgens hun visie voor ogen hebben. Dus natuurlijk niet meer dan het wettelijk toegelaten, maar dat wettelijk toegelaten is eigenlijk onverantwoord voor velen.
Dat is niet alleen bij de kinderdagverblijven. Je ziet het ook in de woonzorgcentra. Daar heb je ook de patient-nurse ratio. Je ziet ook, als we de laatste jaren terugkijken naar onze lokale woonzorgcentra, de toename aan publiek-private samenwerking. Wat dan een beetje als een soort samenwerkingsakkoord wordt verkocht. Maar het is privaatrecht, dus het gaat om een pure privatisering. Maar dat zien we ook bij maaltijdbedrijven, zorgbedrijven.
Als we even kijken, wat is dan het verschil? Als je een openbaar woonzorgcentrum hebt of een privaat woonzorgcentrum, wat is het afgetekend verschil tussen beiden? Waaraan zien we dat als ik bijvoorbeeld mijn grootouders naar een publiek- of een privaat woonzorgcentrum brengt?
Dat is heel moeilijk voor gebruikers om dat te zien. Ik zie dat eigenlijk meer op een achterliggend niveau. Ik zie de hele sector eigenlijk als een driehoek, waar langs alle kanten twee richtingspijlen van vertrekken, vanuit elke hoek.En waar die publieke, private en commerciële spelers elkaar eigenlijk in evenwicht houden. En als dat publieke aanbod er een stukje tussenuit gaat vallen, dan zit je in concurrentie tussen de non-profit en voor-profit. En dan zal daar een strijd gevoerd worden die meer gericht is op een marktprincipe.
Hoe meer je betaalt, hoe beter de kwaliteit is. Men gaat met kwaliteitszaken reclame maken. Reclame, tout court, hoor dat thuis in de zorg? Bij ons een glaasje champagne bij het ontbijt. Maar dat is niet de graadmeter om te weten of een woonzorgcentrum van goede kwaliteit is of niet. Men gaat elkaar moeten gaan beconcurreren en dan ga je zien dat kwaliteit en prijs zaken zijn waar men op gaat afdingen.
Terwijl als die publieke sector ook een evenwichtige rol meespeelt in dat speelveld en dichtbij blijft bij zijn waardepatroon, dan kunnen we elkaar meer in evenwicht houden en kan die publieke sector, in mijn ogen, zo zie ik dat, regulerend zijn op vlak van prijs en kwaliteit. Dat draagt dan uiteindelijk ook bij aan die kwaliteit en betaalbaarheid van zowel de non-profit als voor-profit. Zij moeten een beetje in bedwang blijven op die manier.
Ze kunnen niet eender wat vragen. Want dezelfde kwaliteit of zelfs beter wordt geboden publiek. Maar vroeger was er een beetje de perceptie, zeker in Leuven, waar de woonzorgcentra zijn gegroeid vanuit het OCMW, dat men dacht dat dat de woonzorgcentra zijn voor de armen.
Vandaag de dag wil men bij ons zijn. Dus wij zetten de standaard mee uit. Dus men wil liever bij ons zijn dan in de chique commerciële waar wel veel geld betaald wordt.
Dus die chique commerciële moet er dan wel wat rekening mee houden dat hij niet eender wat kan vragen. En dat hij zijn prijzen zal scherp moeten bijstellen om in concurrentie te gaan met het publieke aanbod. En aangezien wij vanuit de Leuvense belastingbetaler ook mee investeren met de middelen die wij lokaal investeren, dus daarmee proberen wij ook wel die prijzen betaalbaar te houden en investeren wij ook in bijvoorbeeld meer personeel of die nurse-index ratio waar je het daarnet over had.
Inderdaad. Ik ga even een advocaat van de deuvels spelen, want ik vind die driehoeks vergelijking die je maakt met de woon-zorgcentra zeer passend. En ik denk dat het een vergelijking is die je ook kan maken op vlak van de ziekenhuizen.
Als we even kijken in West-Vlaanderen, is er nog één publiek ziekenhuis. Dat is de AZ Sint-Jan in Brugge. Men wil een fusie met het AZ Sint-Lucas, maar bepaalde politieke partijen willen daarmee ook een privatisering van het laatste publieke ziekenhuis in West-Vlaanderen.
Dus in West-Vlaanderen nemen we die vergelijking met de ziekenhuizen en we nemen het laatste publieke ziekenhuis in West-Vlaanderen weg. Wat zijn de gevolgen voor patiënten, maar misschien ook voor personeel?
Een heel moeilijke vraag die je aan mij stelt, want ik heb daar heel weinig zicht op. Natuurlijk, de ziekenhuiswetgeving is dan ook nog eens helemaal anders dan.
Dus ook de regelgeving is federaal, bijvoorbeeld. Dus ik moet eerlijk zeggen, ik ben niet zo thuis in het ziekenhuislandschap.
Al deel ik wel, als je de principes doortrekt. Ja… Dan kan je ook stellen dat het zonde zou zijn om… Maar de vraag is natuurlijk in wat maakt dat ziekenhuis zich soms ook wel wat uniek.
Ik ga een voorbeeld geven, een van de unieke kenmerken, in het AZ-Centraal in Brugge, is dat artsen verplicht zijn om te werken aan conventioneringstarieven.
Dus eigenlijk is dit het enige publieke ziekenhuis in West-Vlaanderen maar ook het enige ziekenhuis waar je zeker bent dat als je als patiënt naar daar gaat voor behandeling, is dat nu spoed op een consultatie, wat dan ook, je moet je geen zorgen maken, want de tarieven liggen vast.
Ja, dus die transparantie, die betaalbaarheid, dat zijn zaken die inderdaad… Als je vanuit een overheid werkt, vanuit die publieke context, waar je echt wel een stempel op kan drukken en waar je bepaalde keuzes kan gaan maken. Maar nogmaals, ik moet eerlijk zeggen, ik ben iets minder thuis in het hele ziekenhuis gegeven. Dus voor mij voelt het wel onwennig om daar in de diepte uitspraken over te doen.
Maar ik geloof wel heel erg in een speelveld. De woonzorgcentra bijvoorbeeld zijn al jaar en dag waar er toch al zeker de VZW’s en de non-profit heel actief was en waar de overheid altijd een stukje parallel is gaan investeren. Voor ziekenhuizen is het natuurlijk wel min of meer beperkter geweest.
Ook kinderdagverblijven, juist hetzelfde. Thuiszorgdiensten ook. Dat is altijd in een speelveld geweest waar er ook vanuit die non-profit en ook later dan voor-profit aanbieders waren.
Ja, inderdaad. Om ons gesprek stilaan af te ronden. Diverse middenveldorganisaties waarvan de mutualiteiten op kop waarschuwden de laatste jaren voor een dreigend zorginfarct.
Het is een vraag die ik al een aantal voorgaande gasten in andere afleveringen ook heb voorgelegd. Mensen die zeggen, we zitten er middenin. Het is te laat.
Dan denk ik, ja, is er nog hoop voor de toekomst? En vooral, kan publieke zorg de redding zijn?
Publieke zorg alleen gaat niet de redding zijn. Het gaat eigenlijk een zaak zijn om beter te kunnen samenwerken. En niet alleen onder professionele zorg, maar ook betere afstemming tussen de emotioneel betrokken netwerken, zorgverleners, mantelzorgers en professionele netwerken.
En dan om alle regels die er zijn, Vlaams, federaal en ook eventueel zelfs lokaal, beter op elkaar af te stemmen. Eén van de zaken waar ik echt denk dat er veel beter in moet afgestemd worden, is bijvoorbeeld de thuiszorg. De thuiszorg zijn de thuisverpleegkundigen en de verzorging aan huis. Je ziet eigenlijk dat er vaak oneigenlijk gebruik gemaakt wordt van verpleegkundigen. Oneigenlijk, dat klinkt heel negatief, maar ik bedoel dat verpleegkundigen aan huis gaan om mensen te gaan wassen. Waarom? Omdat dat gratis is en ze hebben het nodig. Dus er is geen discussie over of het nu nodig is of niet, maar men maakt eerder gebruik van een verpleegkundige om te komen helpen om te wassen, dan van diensten voor gezinszorg, waar een verzorgende perfect ook mensen kan bijstaan in de intieme zorg, het wassen, maar ook een maaltijd kan klaarmaken. Maar wat zie je? De verzorgende wordt per uur betaald en moet je vaak meerdere uren per dag laten komen. En een verpleegkundige werkt via een prestatiesysteem en wordt via de sociale zekerheid met RIZIV tarieven terugbetaald. En vaak is er daar een rechtstreekse betaling, waardoor de gebruiker zelfs niets moet opleggen. Ja, u kan u dan afvragen of het wel zinvol is dat die verpleegkundige die ergens misschien meer nodig is, bij iemand thuis gaat om die te wassen of het stomazakje te wisselen of steunkousen aan te binden of om te leggen. Ik denk dat daar wel wat in kan gerationaliseerd worden, in betere taakafspraken.
Maar dan ga je ook moeten kijken naar hoe die achterliggende systemen marcheren. Het moet voor de patiënt en de gebruiker wel betaalbaar blijven. En ik denk dat die soms veel meer baat zou hebben bij diensten voor gezinszorg, maar aangezien dat die tarieven bijvoorbeeld nooit meegegroeid zijn met de lonen, dus de lonen, dat is ook berekend volgens inkomen. Dus als je een laag inkomen hebt, dan betaal je een lager tarief, net zoals in de kinderopvang, dat inkomst gerelateerd is. Gelukkig, door de index zijn lonen doorheen de jaren gestegen, maar de tarieven zijn niet mee met die lonen opgeschoven.
Waardoor je nu een veel hoger loon hebt dan vroeger, maar niet in de behartigenswaardige categorie zit van weleer. Dus omdat je groeit in inkomen, ga je in een keer ook in verhouding een veel hoger tarief gaan betalen. Dat zet natuurlijk de betaalbaarheid onder spanning. Met een gemiddeld loon zit je al gemakkelijk aan 15 à 20 euro per uur, voor een verzorgende van familiehulp of bij ons dan zorg Leuven aan huis te laten komen. Dan gaan mensen wel twee keer nadenken en gaan ze daarop besparen.
Dan gaan ze zeggen, mijn boodschappen kan ik misschien wel door mijn buurman laten doen. De huisarts heeft gezegd dat ik ook een verpleegkundige kan laten komen. Dan is die zijn puzzel aan het maken vanuit een betaalbaarheidsperspectief, maar niet per se op hoe de zorg het beste georganiseerd wordt rond de zorgnood. Die systemen dus beter op elkaar afstemmen, Vlaams-Federaal. Meer kijken naar wat de zorgnood is en daar dan het juiste antwoord op te gaan bieden. Zonder dat er moet geshopt worden tussen verschillende systemen. Ja, daar denk ik dat we moeten aan werken.
Ja, inderdaad. Heel mooi en samengevat, heel veel werk voor de komende regeringen. Ik denk voor u als Vlaams Parlementslid de komende legislatuur ook heel veel werk op de plank. En absoluut een heel mooi voorbeeld, Leuven die toch ook wel toont dat het niet altijd privatisering hoeft te zijn bij woonzorgcentra, kinderdagverblijven, de zorg in het algemeen. Bieke Verlinden, hartelijk dank voor deze babbel. En dan sluiten we hier af.
Dit was de podcast Niet Winst Maar Welzijn, een initiatief van ACOD-LRB West-Vlaanderen. Ik was jullie gastheer Stan Geernaert. Dank aan onze gast, Bieke Verlinden.
Techniek en montage zijn in handen van Jens Bonte, redactie werd gedaan door Quincy van Brackevelt. Neem zeker ook een kijkje op onze website www.nietwinstmaarwelzijn.be voor meer duiding en achtergrond info. En like onze Facebookpagina ACOD LRB West-Vlaanderen.